Tijdens het opgroeien ontwikkelen je jezelf tot wie je nu bent. Gaandeweg leer je meer en meer over jezelf. Wat vind je leuk en wat niet. Wat vind je belangrijk en wat minder. Waar ben je goed in. En wat kan je niet zo goed. Waar geloof je in en waarin niet. … Zo ontwikkel jij je identiteit.
Als deze ontwikkeling goed verloopt, leer je jezelf dus goed kennen en kan je ook positief naar jezelf kijken. Als je duidelijk weet wie jij bent en wat je sterktes en valkuilen zijn, weet je ook beter welke keuzes je moet maken. En passende keuzes maken, geeft een goed gevoel. Zo heb je eveneens meer kans om je te ontwikkelen tot een persoon met zelfvertrouwen.
Maar hoe verloopt die ontwikkeling? En wanneer, en waardoor, kan die ontwikkeling moeilijk verlopen?
Identiteit is de verzameling van wie jij bent, hoe jij denkt, hoe jij je gedraagt, wat jij belangrijk vindt, wat je leuk vindt, … Het is iets wat je hele leven lang in ontwikkeling blijft. Ze wordt gevormd door heel veel facetten in je leven. Zoals het gezin waarin je geboren wordt. De grotere familie waartoe je behoort. De vrienden rondom je heen. Het land, de stad, het dorp,… waar je woont en opgroeit. De schoolkeuzes die je maakt. Wat je doet in je vrije tijd. De soort jobs/functies die je uitoefent.
Dit alles samen maakt dat je bent wie je bent. De unieke jij.
Hoe verloopt onze identiteitsontwikkeling?
Baby’s weten nog niet dat ze een apart individu zijn. Ze leren maar heel langzaam aan dat ze niet samenvallen met hun ouders. Pa sna hun eerste verjaardag beginnen ze zichzelf te herkennen als ze in een spiegel kijken.
Peuters ontdekken dat ze iets anders kunnen willen dan wat hun ouders willen. En dus hun eigen wil. En zo ontdekken ze wat zij leuk vinden en wat niet. Ze beginnen zichzelf ook te vergelijken met anderen. Ze vergelijken hoe zij en anderen eruitzien, wat zij en wat anderen leuk vinden, wat anderen goed kunnen en wat zij zelf goed kunnen,… Waarin verschillen ze met anderen? Wat kunnen anderen beter of minder goed dan zijzelf?
Dus door te vergelijken krijgen kinderen inzicht in zichzelf. En, door te observeren hoe anderen op hen reageren. Bijvoorbeeld hoe wordt er op mij gereageerd als ik iets afpak, als ik niet luister, als ik iets deel, als ik iets doe voor een ander,… Zo leren kinderen iets over zichzelf en over wat belangrijk is voor een ander. Als kinderen merken dat anderen leuk en positief op hen reageren, dan krijgen ze een positief beeld over zichzelf. Zo kan er gebouwd worden aan zelfvertrouwen.
Feedback krijgen is hierbij heel belangrijk. Als ouders uitspreken dat ze hun kind leuk vinden, graag zien, trots zijn omdat ze iets nieuws proberen,… is dat uiteraard heel erg leuk voor de kinderen. Maar eerlijkheid is ook belangrijk. Bijvoorbeeld de aanmoediging is belangrijk wanneer iets niet van de eerste keer lukt. Dat het normaal is om soms een paar keer opnieuw te proberen en dat het niet altijd leuk is als het niet meteen lukt. Of dat het normaal is om wat zenuwachtig te zijn bij het proberen van iets nieuws. Zo leren kinderen meteen ook om te gaan met de moeilijkere emoties ook.
Jonge kinderen denk vaak in ‘ik ben hier goed in of slecht in’, ‘ik ben leuk of niet leuk’, ‘ik ben flink of ik ben stout’,… Oudere kinderen beginnen daarin nuances aan te brengen. Bijvoorbeeld ‘Ik kan dit een beetje, ik ben er een beetje goed in.’. Of: ‘Ik was toen niet zo heel flink.’ in plaats van ‘stout’. Of: ‘Ik kan goed tekenen maar schrijven is nog een beetje moeilijk.’
Jongeren maken zich steeds meer los van hun ouders. Door regelmatig in nieuwe situaties te komen, leren ze zichzelf steeds weer beter kennen. Ze worden misschien voor de eerste keer verliefd en beleven een eerste relatie. Ze gaan op kamp in het buitenland. Ze doen een vakantiejob. … Jongeren beginnen ook steeds meer na te denken over maatschappij gerelateerde vraagstukken waarover ook zij hun mening vormen. En misschien zelfs zelf acties ondernemen voor goede doelen. Jongeren zijn erg gevoelig voor wat andere jongeren over hen denken. Ze blijven zich dus zelf in vraag stellen en vergelijken om steeds verder uit te zoeken wie zij zijn. Waar zijn ze goed in. Wat vinden ze leuk. Waar hechten zij belang aan. …
Maar ze worden ook beïnvloed door de mening van hun ouders. Door heersende ideeën in de maatschappij. ‘De jeugd van tegenwoordig…’ Zaken zoals afgewezen worden, er niet bij horen, afwijzing, discriminatie,… maakt hen uiteraard boos. Maar maakt hen mogelijk ook onzeker.